Domus

Een domus was een woning voor de rijke inwoners van het Romeinse rijk. Domus is latijn voor huis. In het midden van de voorkant van het huis zat de ianua. Dat is een voordeur. Naast de ianua zaten kleine winkeltjes. Die heette tabernae. De tabernae werden verhuurd aan winkeliers of werden door de bewoners van de domus zelf gebruikt. Als je de ianua open doet kwam je in de het vestibulum, dat betekent de gang. In het vestibulum lag vaak een grote en gevaarlijke waakhond op de grond. Die waakhond was gemaakt van kleurrijke stukjes mozaïek. Meestal staat er bij geschreven: 'Cave canem'. Dat betekent: pas op voor de hond!

     de hond van mozaïek

Als je doorliep kwam je in een grote, mooie ruimte. Dit was het atrium. Het atrium was de centrale en mooiste ruimte in de domus. De ruimte was bedoeld om indruk te maken op de gasten en om feesten te houden. Door een gat in het dak kwam er licht binnen. Zo'n gat heette het compluvium. Precies onder het compluvium lag het impluvium. Dat was een waterbassin en in dat bassin werd regenwater opgevangen dat door het compluvium stroomde als het regende. Het water in dat bassin werd dan via buizen naar een grote watertank in de tuin gebracht. Hierdoor had het gezin altijd genoeg water als het erg droog was.

  het atrium

Om het atrium heen lagen allemaal kleine kamers. Deze kamers heetten cubiculum. Het waren bijvoorbeeld slaapkamer. In de hoeken van het atrium waren ruimtes die niet afgesloten konden worden. Die heetten de alae. Hie konden vrouwen weven, spinnen of andere huishoudelijke dingen doen. Er was ook een eetzaal in het atrium. Die heette het triclinium en dat betekent letterlijk 'ruimte met drie bedden' omdat de Romeinen liggend aten.

   eten in een triclinium

Recht tegenover de ianua lag de werkkamer van de belankrijkste man van het huis. Die heette het tablinum. Hier bewaarde hij belankrijke documenten, voerde hij zakelijke gesprekken of studeerde hij. Deze kamer lag in het midden van de domus, want aan de ene kant zag je het atrium en aan de andere kant zag je de tuin. Die tuin heette de peristylum. De peristylum was vaak omringd door een zuilengalerij. Aan de peristylum lag ook nog een triclinium, zodat het gezin bij mooi weer ook buiten kon eten. Er lag ook nog een exedra aan de peristylum. Dat is een feestzaal. Tenslotte had het huis nog een culina. Dat was een keuken waar de slaven het eten bereidden.

Een plattegrond van een domus