Tempels

De Romeinen geloofden in vele goden en godinnen die ieder hun eigen taak bezat. Zo had je bijvoorbeeld de oorlogsgod Mars, Neptunus god van de zee, Venus godin van de liefde en nog vele anderen. In de keizertijd werden zelfs sommige keizers vereerd als ''god''. Voor deze goden en godinnen werden tempels gebouwd waarin een namaakbeeld van de god stond. De mensen geloofden er heilig in dat in het namaakbeeld de god/ godin zat en dat hij/ zij in de tempel leefde die voor hem/ haar gemaakt was. De burgers van mochten vaak de tempel niet eens binnen komen, het was meer om de goden en godinnen gunstig te stellen.

  Een Romeinse tempel in Nimes, Frankrijk


De Romeinse tempel bestond uit eenvoudige vormen, of een samenvoeging daarvan. De Romeinse tempel had vaak een rechthoekige basis, ronde zuilen en een zadeldak met een driehoekige gevel. In sommige gevallen was de basis rond en/of had het een andere dakconstructie. Het verschil tussen de Griekse en de Romeinse tempel is dat een Romeinse tempel een duidelijke voorgevel had en een hoofdingang. De Griekse tempels hadden ook een stereobaat, dat is een trapvormige onderkant. Voor de zware muren hadden de Romeinen een betontechniek bedacht. Ze bouwden eerst twee muren van platte bakstenen (deze manier heette opus recticulatum) of natuursteen (opus incertum) een stukje uit elkaar, en daartussen goten ze dan beton, dat is een mengsel van brokstukken die bij elkaar worden gehouden door kalk en tras.